Vannacht had ik een gesprek met een goede vriend over het achterlaten van ambities. Door mijn aandoening (blijf ziekte toch een rotwoord vinden) heb ik heel wat plannen, ambities en carierre-opties de deur uit moeten doen. In stapjes, telkens wat minder. Dat is naar, dat is frustrerend, dat is om woest om te worden soms. Maar het is niet anders en inmiddels is studie en/of werk niet meer het belangrijkste in mijn leven. Toch steekt het wel eens stiekem de kop op natuurlijk … Het wankele evenwicht tussen ‘kunnen’ en ‘willen’. Al is het maar omdat ik nog elke maand moet betalen aan een studieschuld van een studie die niet afgemaakt kon worden en een studierichting waarin ik nooit zal kunnen werken. Een maandelijkse herinnering tot mijn zestigste, omdat ik minder kan aflossen dan er maandelijks aan rente bij komt.

Onlangs zag ik echter een programma wat de boel wel in ander daglicht zette. In Beter van niet werd door G. de Vader gesteld dat minstens 80% van de mensen hun ambities niet waar zullen maken. Van alle kinderen die piloot, dierenarts en hersenchirurg willen worden, blijft in het volwassen leven een select groepje over die dat daadwerkelijk zal gaan doen. De overgrote rest wordt putjesschepper, slager en noem eens een beroep. Dat kan allerlei redenen hebben natuurlijk. Maar vooral, dat maakt mijn geval niet bepaald uniek dus. Eigenlijk rouwt het overgrote deel van de bevolking vroeg of laat om verlies van zijn of haar ambities. Of stelt die minstens flink bij aan situaties en mogelijkheden. Net als ik. Heel normaal verschijnsel eigenlijk …

Welke ambitie heeft u moeten laten varen?