Normaal als ik droom, kan ik alles. Ik spring en dans, ren door velden en de trap op, stap zonning op de fiets. Varen op woeste golven, een potje amateuristisch korfbal of proberen zo hoog mogelijk te komen vanaf een trampoline, ik draai mijn hand er niet voor om. Want in mijn droom zijn mijn zenuwbanen niet kapot, heb ik geen spierziekte en kent mijn lichaam dan ook geen beperkingen. In mijn dromen maar ook in mijn nachtmerries, ben ik nooit beperkt geraakt. Kan ik zelfs ietsje meer dan ik ooit heb gekunt, omdat ik alles kan wat anderen om mij heen moeiteloos kunnen. Gedurende het ontwaken, als de realiteit inzinkt, slaat de teleurstelling dan ook meestal genadeloos toe. Voelt het allemaal een paar seconden heel oneerlijk verdrietig en verlang ik terug naar de wereld waarin ik gezond ben.
Toen ik net lag te slapen omdat ik overdag even moet slapen (lees: mijn lichaam de kans moet krijgen te herstellen), droomde ik dat ik even had liggen slapen omdat ik overdag nu eenmaal even moet slapen. Ik droomde ook dat ik wakker werd omdat ik mijn man hoorde roepen. Toen ik hem wilde gaan zoeken, had ik moeite met opstaan. Nadat ik de salontafel had gebruikt om rechtop te komen, liep ik wankel de eerste meters. Op alle andere meubels op mijn pad leunend tot mijn spieren voldoende warm gedraaid waren om me weer redelijk te kunnen dragen. Ik voelde tintelende zenuwbanen en gevoelsstoornissen in mijn benen tot net boven de knie, stijve handen en iets gezwollen vingers. In een trappenhuis aangekomen, zag ik wasgoed op de vloer liggen. Om het op te rapen plaatste ik mijn voeten zo ver mogelijk van elkaar en met een hand op de reling om niet om te vallen, kon ik met mijn andere hand net bij de was. Ik probeerde het even over de reling te hangen maar het gleedt eroverheen en viel door het trappenhuis heen naar beneden. “Kut” dacht ik, omdat naar beneden gaan veel moeite en energie zou kosten. Ineens merkte ik dat een vrouw naar me stond te kijken, alsof ze het sneu voor me vond. Ik voelde het beetje gene die ik altijd voel, wetende dat ik nogal raar oog als ik probeer iets op te rapen van de grond. Dat was trouwens niet nodig, zodra ze door had dat ik maar krakkemikkig ben, rende ze met weinig goede bedoelingen ons appartement binnen. Ik schrok wakker in de realisatie dat ik haar niet achterna kon rennen.
Toegegeven, het was een beetje vreemde droom. We wonen al twee en half jaar niet meer in een appartement en waarom zouden we onze was te drogen hangen op de reling in het trappenhuis? En als rasechte Amsterdamse ben ik veel te wantrouwend om de deur niet achter me dicht te doen als ik naar buiten zou zwalken. Maar goed, dat doet er ook niet toe. Wat er wel toe doet is dat ik voor het eerst in mijn leven ‘gewoon’ wakker werd. Zonder teleurstelling of vage boosheid. In deze droom was mijn lichaam en hoe ik de dingen doe exact gelijk aan de realiteit! Misschien klinkt het u weinig gezellig in de oren maar ik ben er blij mee.
Zou de acceptatie van wat ik mankeer eindelijk mijn onderbewustzijn hebben bereikt?