Tag: Leven

Leren voelen

Het volgende kan ik vertellen omdat het mentaal erg goed met me gaat en ik al ver ben gekomen in traumatherapie.

Menigeen dacht dat ik emoties niet durfde te voelen, laat staan te delen omdat de maatschappij er weinig op ingericht is. Men verwacht vrolijkheid en eeuwige positiviteit. Zaken als rouw, verwerken van verdriet, het hebben van pijn,  het mag allemaal bestaan maar wel graag in de eigen vrije tijd. Liefst achter gesloten deuren. Zolang niemand er last van heeft. Weer anderen waren in de veronderstelling dat ik liever niet wilde voelen en daarom logischerwijs mijn emoties vaker het raam uit gooide dan wat anders. Als de wereld om je heen regelmatig instort, wil je dat liever niet al te intens ervaren en voelen.

Hoewel beiden gedachten zeker een flinke kern van waarheid bevatten, is dat in aanvang niet de reden waarom ik zoveel moeite had met mijn emotionele leven. Waarom ik uit ratio leefde en mijn emoties achterwege liet. Of waarom ik moeite had met hechten. Maar wacht, ik kan beter anders beginnen met vertellen …

Mijn moeder was tot in haar zwangerschap van mij elke dag van haar leven ernstig mishandeld. Ze zal geen flauw benul gehad hebben hoe een gezin eruit kon zien. Wat kinderen nodig hebben om veilig op te groeien. Hechten was iets wat ze simpelweg niet kon. Daarnaast had ze nogal wat psychische problemen aan haar jeugd overgehouden. Een gevoel van eigenwaarde is haar lang vreemd geweest, tot haar dood heeft ze het gevoel gehouden dat mensen eigenlijk niet van haar konden houden. Het mag een wonder heten dat mijn moeder kans heeft gezien de (ook) leuke, humorvolle en in wezen lieve vrouw te worden die ze was.

Zij wilde dan ook in geen enkel opzicht op haar moeder lijken en met mij alles beter doen dan het in haar eigen jeugd was verlopen. Hoewel ze het zeker beter heeft gedaan, had die planning tegelijkertijd geen schijn van kans. Zij kon niet hechten en dus leerde ik dat ook niet. Zij had zich nooit emotioneel kunnen ontwikkelen dus kon ze mij dat evengoed niet leren. Ze was nogal hard voor zichzelf en daardoor ook voor mij. Ongewild herhaalde ze allerlei uit haar eigen jeugd en erfde ik indirect haar post traumatische stress. Bovendien werden mijn jeugd, mijn omgeving, mijn kansen alsook mijn problemen altijd vergeleken met die van mijn moeder. Omdat mijn moeder was opgegroeid in de hel, was ik dus gedoemd om elk vergelijk te verliezen. Wat mij ook overkwam of waar ik ook mee worstelde, mijn moeder had het altijd x keer slechter gehad dan ik het ooit zou hebben. Pijn, verdriet, teleurstelling, verbolgenheid, boosheid, onzekerheid en meer mocht geen naam hebben in mijn leven.

En zo groeide ook ik – hoe onbedoeld ook – emotioneel verwaarloosd en mishandeld op. Herkennen van emoties, deze benoemen, er iets mee kunnen doen en wellicht delen met anderen heb ik gewoonweg nooit geleerd. Veel emoties mochten er ook niet zijn want janken heeft geen zin en mijn problemen en onzekerheden hadden in hun ogen geen bestaansrecht. Ik hield wel van mensen maar kon me tegelijkertijd niet goed hechten, nog iets wat ik nooit had meegekregen dus simpelweg niet kon. Mijn ratio vormde bovendien de sleutel in mijn coping strategieën en overlevingsmechanismen. Achteraf gezien liep mijn emotionele leven bezopen veel achter en restte mij niets anders dan het leven en alles erin te beredeneren. Je doet wat je kan tenslotte.

Daarnaast speelde een ander fenomeen. Als je onveilig opgroeit en mishandeld wordt, zal je doorgaans bewust dan wel onbewust proberen situaties voor te zijn. Je kan het vergelijken met checken waar de nooduitgang zit in een drukke, publieke ruimte. Je wil weten hoe je weg kan komen, mocht er iets mis gaan. Vaak proberen kinderen die mishandeld worden zo onzichtbaar mogelijk te geraken. Ik probeerde vooral zoveel mogelijk tekenen te zien dat een situatie kon omslaan of er ellende zou uitbreken. Daarbij lette ik op van alles, van een opgetrokken wenkbrauw tot een lichte versnelling in iemands ademhaling tot spullen die van hun plek af waren. Zelfs iemands kledingkeuze kan soms vertellen in welke stemming  betreffende persoon die dag is. Eigenlijk scande ik dus op sfeer en emotie. Onbewust, in de hoop ellende in eerste aanvang te herkennen en nog iets aan een aanstormende situatie te kunnen verhelpen.

Waarschijnlijk heeft het weinig verschil gemaakt – als kind kan je mishandeling niet tegenhouden – maar het leverde tot voor kort een absurde dubbelzijdigheid in mij op. Ik kon – soms tot in detail of zelfs bij wildvreemden – emoties van anderen herkennen en benoemen. Tegelijkertijd kon ik van mijn eigen emoties geen chocola maken. Daarnaast was ik behept met verstrekkende empathie voor alles en iedereen om mij heen, zogenoemde compassie voor de zelf ontbrak dan weer volledig in mij. Iets waar ik me tot traumatherapie nooit zo van bewust ben geweest overigens. De eerste keer dat me werd verteld dat ik de emotionele ontwikkeling van een klein kind had, was ik behoorlijk beledigd. Frappant was dat ik ter verdediging direct aanwees wat de emoties van mijn psycholoog op dat moment waren maar op de vraag hoe ik me voelde alleen in huilen uit kon barsten omdat ik het simpelweg niet wist. Alsof ik faalde voor een test waarvoor ik van mijzelf niet mocht falen.

Hoe zweefteverig het ook klinkt, heb ik in traumatherapie dus leren voelen. De emoties waren er heus wel maar omdat ik er niets mee kon, dissocieerde ik er van weg en stapte vol automatisch over op mijn ratio. Iets wat me als coping strategie had geholpen en ver had gebracht maar waar ik in het nu voornamelijk erg eenzaam en verward van werd. De reden ook dat ik nooit iets in mijn leven had verwerkt. Dat hadden mijn hersenen nooit geleerd.

Hoe ik heb geleerd te voelen, kan ik amper uitleggen. In elk geval met behulp van een psycholoog die ik regelmatig stiekem heb vervloekt. Elke sessie wees hij me op de momenten dat ik van emotie naar ratio vluchtte. Ontelbare keren pushte hij me niet te vertellen wat ik dacht maar hoe ik me voelde. Hielp me daarbij door uit te leggen om wat voor gevoelens het ging, hoe ze benoemd kunnen worden en dat ik ze mocht uiten. Er volgden sessies waar ik terug in mijn verleden werd gebracht, elk detail te herbeleven maar deze keer met de voortdurende vraag: hoe voel je je? Eerlijk, het eerste jaar voelde alsof ik steeds verder wegzakte in mijn nachtmerrie.

De omslag kwam toen ik vorig jaar enkele EMDR sessies kreeg van een tweede psycholoog. Niet alleen haalde dat de meest intense pijn, angst, woede en verdriet in me boven, het werd tevens los gekoppeld van de herinnering tot er (nagenoeg) geen spanning meer mee kwam. EMDR is een vorm van verwerken in sneltreinvaart en mijn hersenen sloegen er enorm op aan. Verbindingen die ik tot dan gemankeerd had, werden na vierenveertig jaar alsnog aangemaakt en het effect was verstrekkend.

U zal het wellicht (en hopelijk) vreemd in de oren klinken maar er is een wereld voor me open gegaan. Ik was altijd in de veronderstelling dat je voor verwerken iets actief moest doen en raakte geërgerd als mensen niet konden vertellen wát dan. Nu merk ik dat het geen activiteit is. Het is iets wat plaats vindt. In een post traumatische stress stoornis helpt delen, vertellen, huilen, schreeuwen of wat dan ook niets en daarom blijft het zich tot in de eeuwigheid herhalen. Inmiddels helpt het wel. Vertellen van mijn verhaal brengt me verder. Een huilbui lucht daadwerkelijk op. Uitspreken of uitschreeuwen haalt woede uit mijn systeem. Elke emotie kan iets mee gedaan worden en zorgt voor verandering, vooruitgang.

Ik vind het ook nog best moeilijk. Voelen is niet alles als er een hoop shit in je leven zit. Ergens ben ik erg blij dat ik voorheen niet intens voelde, ik zou niet weten hoe ik dan door mijn leven gekomen was maar het was niet best geweest. Vorig jaar vond er een traumatische gebeurtenis plaatst die ik intens voelde. Toen heb ik mijn psychologen nog wel eens verwenst omdat mijn oude coping mechanismen niet meer werkten maar ik nog niet zo uit de voeten kon met de heftige gevoelens die trauma met zich mee brengt. Als ik geprikkeld raak heb ik nog wel eens de neiging terug te vallen in mijn ratio, dat is iets waar ik me bewust van moet blijven. En ik moet nog best wennen aan mezelf. Ik ben emotioneler geworden, ben sneller geraakt en zit tegenwoordig wel eens een potje te grienen bij bijvoorbeeld televisiebeelden. Het kost moeite me er niet zwak mee te voelen, al weet ik dat emotioneel zijn niet per se een zwakte is.

Het moeilijkste is dat wat voorheen niet is verwerkt, alsnog aan bod komt. Ik ben in elk opzicht denkbaar enorm vooruit gegaan behalve op de as ‘verdriet’. Dat is tot in het extreme gaan pieken.  Dat is normaal, dat is zelfs erg logisch en goed maar makkelijk is heel anders. Vierendertig jaar tyfuszooi duurt wel even om doorheen te werken. Gelukkig is dat tijdelijk en daar kan ik me aan vast houden.

Denk asjeblieft niet dat ik hele dagen ongelukkig ben. Er zijn nog wel momenten van post traumatische stress maar vele malen minder heftig dan het twee jaar geleden was. En ik kan er inmiddels beter mee om gaan, ik verdrink er zelden nog in. Bovendien voelen betekent niet alleen voelen van verdriet. Het betekent voelen van alles, ook vrolijkheid, liefde of zin hebben in het leven.  Het verdriet hoort er nog wel even bij maar over het geheel voel ik me zoveel prettiger dan tot vorig jaar het geval.

Tot slot is het nog niet ‘af’. Ik krijg nog therapie, EMDR en gesprekken. Er zijn twee psychologen waar ik nog een tijdje op terug kan vallen. En in twee jaar heb ik al zo onvoorstelbaar veel bereikt. Dan te bedenken dat het alleen maar nog beter kan worden …

Comments (17)



Dit moet ik even kwijt: gevolgen van ongezien ziek

Omdat van me af schrijven voor mij de beste manier is om verleden te plaatsen en los te kunnen laten, ga ik u de komende periode even lastig vallen over verschillende dingen die mij dwars zitten aan mijn medische verleden en meer oud zeer.

Eigenlijk ben ik altijd erg zelfverzekerd, creatief en ambitieus geweest. Als kind kon ik al goed lullen en gedurende mijn pubertijd dacht ik met goede wil en flink werken veel te kunnen bereiken van wat ik zou willen bereiken. Goed, iets moest mijn interesse hebben, wilde ik er iets voor doen maar dan sprong ik er ook volledig in. U zou het zo direct misschien niet zeggen maar ik stond tomeloos positief en optimistisch in het leven.

Vanaf mijn twintigste heb ik echter mijn ambities en dromen telkens weer een beetje bij moeten stellen. Het begon met wat minderen van sociaal leven, later de beslissing uit de studentenpolitiek te stappen, vervolgens was werken naast mijn studie niet meer mogelijk en uiteindelijk haalde ik toch de eindstreep van mijn studies niet omdat de veertig-urige werkweek voor de scriptie niet meer haalbaar was. Ik sloeg een andere weg in, schoolde mezelf zo’n beetje om en ging aan het werk. Daar moest ik steeds meer aanpassing in zien te vinden, kon steeds minder uren maken en uiteindelijk strandde ik in de WAO.

Dat had vanzelfsprekend ook financiële consequenties. Elke stap terug in mijn leven betekende een stap terug in financiële zin. Met als resultaat dat ik de dingen die ik nog wel had kunnen doen, gewoonweg niet kon betalen en financieel volledig afhankelijk ben geworden, een deel van de staat en nog meer van mijn partner.

Er waren beslissingen op andere gebieden in mijn leven. Bijvoorbeeld had ik graag geprobeerd zwanger te worden maar als ik mezelf al niet kon verzorgen, hoe kon ik dat een kind aan doen? Talloze afspraken zijn afgezegd, leuke evenementen en gelegenheden aan me voorbij gegaan. Hobbies aan de wilgen gehangen en vriendschappen gesneuveld.

Kortom, bijna al mijn ambities, dromen en wensen moesten stukje bij beetje afgebroken worden en keuzes werden minder in aantal en bereik. Elke beslissing tot een stapje terug nam ik na veel piekeren altijd te laat en nadien had ik flink moeite me werkelijk er bij neer te leggen. Maar het was niet anders. Soms gooit ziekte nu eenmaal roet in het eten. En zit er niets anders op heil ergens anders in te zoeken.

Toen bleek dat het in 2008 gestelde vitamine B12 tekort me ongezien mijn gehele volwassen leeftijd in de weg heeft gezeten, werd tevens duidelijk dat het moeten schrappen van stukken in mijn leven niet nodig was geweest. Een snellere diagnose en juiste behandeling hadden mij aanmerkelijk gezonder gehouden  en me niet tot zoveel negatieve keuzes gedwongen. Maakte dit me al woedend, stond er tenminste nog iets tegenover. Nu zou ik behandeld worden en al was er de waarschuwing dat er rest schade zou blijven bestaan, was het plausibel dat ik enorme verbetering zou kunnen boeken. Misschien kon ik wel weer aan het werk, zou ik kunnen gaan sporten en in elk geval zou ik meer kunnen gaan doen. Het maakte lang niet alles goed – absoluut niet – maar het hielp zeker mijn blik vooruit te houden.

De diagnose HMSN dit jaar en vooral de uitleg eromheen, stak daar een stokje voor. Immers bleek niet alleen veel over het hoofd gezien te zijn in mijn volwassen leven, maar ging dit terug naar mijn vroege jeugd! Bleek dat de vitaminedeficiënties én opgedrongen manier van leven hadden gezorgd voor meer schade dan nodig. En moest ik bovendien van het een op het andere moment accepteren dat ik niet alleen niet zou verbeteren maar zelfs alleen nog achteruit zal gaan. In mijn beleving kreeg ik geheel overnieuw de boodschap dat ik zieker ben dan nodig, minder kan dan nodig en veel onnodig heb moeten opgeven. En nu kan ik niets ervan nog inhalen in de nabije of verre toekomst.

Wellicht zult u denken dat het neerkomt op een wat-als gedachte waar ik niets meer aan heb. Dat is ook zo en dat realiseer ik me best. Maar dat maakt het nog niet makkelijk om over de schouder te gooien en verder te slenteren. Ik denk vooral omdat het niet een kwestie is van een verkeerde weg ingeslagen zijn en bedenken wat het andere pad had kunnen opleveren. Het gaat eerder om wegen die afgesloten zijn en de enige richting die overbleef, was de weg terug. Afgesloten niet door mijzelf maar door anderen uit misplaatste vooroordelen, autoriteitsgevoelens of complete desinteresse.

Toch .. langzaamaan gaat dit verhaal tot mijn verleden behoren. Iets waar ik niet met veel plezier aan terug denk maar steeds minder een hindernis om verder te gaan. Bijna klaar om achter te laten ..

 

Comments (9)



Er wordt aan gewerkt

Ergens in 2010 besloot ik dat ik maar eens gelukkig moest worden. Dat klinkt heel positief.  Maar zo was het eigenlijk niet. Eigenlijk was ik zo ontzettend bang dat ik letterlijk dood zou gaan aan stress, angst en verdriet – ik had mijn tweede hartaanval immers al achter de kiezen – dat ik meende elke nare, moeilijke, angstige of afschuwelijke gebeurtenis zo ver en hard mogelijk van me af moest gooien. De dood van mijn moeder, de overlijdens van andere familieleden, het verlies van gezondheid, de wetenschap dat het verlies van gezondheid niet nodig was geweest maar simpel te voorkomen als artsen me het geringste beetje serieus hadden genomen, afgekeurd raken voor de WAO, verlies van vriendschappen, medische behandelingen, jaren van financieel verdrinken en vooral, vooral de zeven moeilijke jaren met en voor mijn vader, zijn zelfverkozen dood 4 januari 2009 en alle hufters in de wereld die deze afschuwelijke gebeurtenis vermenigvuldigden met 100 keer erger. Het moest weg. Weg uit mijn gedachtes. Er niet meer aan denken zou de weg naar emotionele genezing zijn.

Korte tijd heb ik werkelijk geloofd dat het werkte. Natuurlijk had ik het nog wel eens over gebeurtenissen maar dan ook alleen dat, de gebeurtenissen. Alsof het eigenlijk niet over mij ging, gezien in een film die alleen toevallig raakvlakken had met mijn eigen leven, ontdaan van alle gevoelens die ik wellicht had en zelf toch al niet meer kon vinden. Proberend de vertelsels te eindigen met een glas halfvol, ongeacht of ik alleen opgedroogde watervlekken en stof zag. Goed, ik had wel woedeaanvallen en huilbuien, periodes van allesoverheersende somberheid, dagen waarvan ik niet wist hoe ik die door moest komen en ik sloot me steeds meer af van de buitenwereld. Maar allee, dat zag vast niemand en als ik mezelf maar bleef vertellen dat het echt wel goed ging en dat ik toch maar lekker gelukkig zat te worden, dan zou ik het vast ooit wel worden. Wat zeg ik, ik was er al bijna!

Enfin. U wist het wellicht al. Ik weet het nu in elk geval. Zo werkt het niet. Alles wat wordt verstopt, wordt ook weer gevonden.Dus nu in 2011 besluit ik opnieuw dat ik maar eens gelukkig moet worden. Alleen dan op een gezondere manier dan voorheen. Met oog voor mijzelf en een beetje hulp.

Mocht het hier wat stilletjes zijn, weet u waar ik mee bezig ben. Met mij.

Comments (10)



Maar je ziet er niet ziek uit: de lepeltheorie

Al zeventien jaar ben ik (onzichtbaar) ziek en ik moet bekennen, al zeventien jaar heb ik moeite met bepalen hoeveel of hoe weinig ik het daar met vrienden over zou moeten hebben. Er niets over vertellen is het makkelijkst en houdt de boel natuurlijk het gezelligst. Maar kent ook wat nadelen. Gebeurd er iets – ik val plots van mijn stoel of met de snorfiets bijvoorbeeld – schrikken mensen zich nodeloos (ik doe dat immers wel vaker) kapot.  Kan ik dingen niet aan of moet ik in periodes veel afspraken afzeggen, krijgen mensen de indruk dat ik geen leuke dingen wil doen, word ik na verloop van tijd niet meer uitgenodigd of raak ik verdacht van extreme lui- en saaiheid. Voor mij is helemaal niets vertellen ook wat vreemd. Ziek zijn heeft grote invloed op het leven, is zelfs gewoon onderdeel van mij. Er helemaal niet over praten is bijna ontkennen van mijn zijn. Enfin, alles bij elkaar genomen niet leuk voor vrienden en niet leuk voor mij.

Dus zou ik vrienden er makkelijk en veel over kunnen vertellen. Dan weet iedereen waar men aan toe is, hoeft niemand zich gekwetst te voelen, hoef ik niet aan de zelf ontkenning en geraak ik ook geen wandelend schuldgevoel of geïsoleerd wezen. Dat lijkt echter ook geen goede oplossing. Veel vertellen over ziekte maakt zelden populair, doorgaans is het juist een prima manier om in een klap van al je vrienden af te komen. Ziek=negatief=niet over hebben. En tja, al is het onderdeel van mijn leven, voor mezelf is het ook weer niet altijd het leukste gespreksonderwerp wat ik kan bedenken.

Onlangs ben ik dus maar eens bij een een overwegend gezonde vriendin gaan informeren wat wijsheid was. Zij was van mening dat uitleggen wat ziekte voor mij inhoud, zou resulteren in het verkrijgen van een slachtofferrol die ik zelf vervelend zou vinden en niet bij me past. Al ben ik het daar eigenlijk niet helemaal mee eens – de weg van begrip en sympathie naar medelijden en de slachtofferrol is hoop ik langer dan dat – als mijn gezonde medemens het zo ziet dan is dat een weinig prettig resultaat.  Nog belangrijker zei ze me dat ik nog zoveel zou kunnen vertellen over mijn ziek zijn, maar dat een gezond mens toch niet (volledig) zal begrijpen hoe het werkelijk is om ziek te zijn.

Hmz

Daar zit vast en zeker een heleboel waarheid in. Hoewel. Een tijd terug las ik “But you don’t look sick, the spoontheory”. Een verhaal geschreven door iemand met een auto-imuunziekte (Lupus) om uit te leggen hoe het is om chronisch ziek te zijn. Dusdanig van toepassing op elke chronisch zieke, dat het inmiddels in een stuk of wat vertalingen te vinden is. Dusdanig van toepassing op mijzelf, dat ik het de moeite waard vind om het eens hier te plaatsen.

Bij deze, ik ben benieuwd wat u er van vindt.

“Mijn beste vriendin en ik zaten te kletsen in een cafetaria. We aten patat met saus en zoals gewoonlijk was het al erg laat en. We brachten tijdens onze studie veel tijd door in cafetaria, zoals de meeste meiden van onze leeftijd. Meestal werd er dan gepraat over jongens, muziek of gewone dagelijkse dingen die op dat moment heel belangrijk leken. We waren nooit echt serieus over wat dan ook en zaten meestal te giechelen.

Toen ik enkele van mijn medicijnen innam, samen met een snack zoals ik gewoonlijk deed, keek ze me dit keer aan met een bepaalde blik in haar ogen in plaats van door te kletsen. Toen vroeg ze me opeens, zonder aanleiding, hoe het voelde om Lupus te hebben en ziek te zijn. Ik was geshockeerd. Niet alleen omdat ze zomaar lukraak met die vraag kwam, maar ook omdat ik altijd had aangenomen dat ze alles wist wat er te weten viel over Lupus. Ze was met me mee geweest naar artsen, had me zien lopen met een wandelstok en zien overgeven in de WC. Ze had me zien huilen van de pijn: wat was er nog meer om te weten? Ik begon te ratelen over pillen, gevoeligheden en pijn, maar ze bleef volhouden en leek niet tevreden met mijn antwoorden. Ik was enigszins verrast omdat ze als mijn kamer– en studiegenoot en na een jarenlange vriendschap, alles al wist over de medische kant van Lupus. Toen keek ze me aan met de uitdrukking die elke zieke goed kent. De uitdrukking van pure nieuwsgierigheid naar iets dat iemand die gezond is niet echt kan bevatten. Ze vroeg hoe het voelde, niet lichamelijk, maar hoe het voelde om mij te zijn, om ziek te
zijn. Terwijl ik mijn kalmte weer probeerde te hervinden keek ik rond op de tafel naar iets dat me kon helpen, of in ieder geval iets om tijd te rekken en na te kunnen denken. Ik probeerde de juiste woorden te vinden.

Hoe beantwoord je een vraag waar je voor jezelf nooit een antwoord op hebt kunnen vinden? Hoe leg je tot in detail uit hoe elke dag beïnvloed wordt door je ziekte? En hoe geef je het duidelijkst de emoties weer waar een ziek iemand mee worstelt? Ik had het op kunnen geven, er een grap over kunnen maken zoals ik normaal gesproken zou doen en van onderwerp veranderen, maar ik herinner me dat ik dacht: als ik het niet probeer uit te leggen, hoe kan ik dan ooit van haar verwachten dat ze het begrijpt? Als ik het niet aan mijn beste vriendin uit kan leggen, hoe zou ik dan ooit mijn belevingswereld aan iemand anders kunnen uitleggen? Ik zou het op zijn minst moeten proberen.

Op dat moment werd de “lepeltheorie” geboren. Ik pakte snel alle lepels van de tafel; sterker nog, ik pakte zelfs lepels van de andere tafels. Ik keek mijn vriendin recht in de ogen en zei: “Alsjeblieft, je hebt Lupus”. Ze keek me enigszins verbaasd aan, zoals iedereen zou doen als je ineens een waaier van lepels overhandigd krijgt. De koude metalen lepels rinkelden in mijn handen terwijl ik ze bij elkaar schoof en in haar handen duwde.

Ik legde uit dat het moeten maken van keuzes en het bewust moeten nadenken bij dingen waar de rest van de wereld dat niet hoeft, het verschil is tussen ziek en gezond zijn. Gezonde mensen hebben de luxe om te kunnen kiezen, een gift die de meeste mensen als vanzelfsprekend beschouwen. De meeste mensen beginnen de dag met een onbeperkte hoeveelheid mogelijkheden en energie om te doen waar ze zin in hebben, met name de jongeren. Over het algemeen hoeven ze zich geen zorgen te maken over de gevolgen van wat ze doen. Dus gebruikte ik lepels om dit punt duidelijk te maken. Ik had gezocht naar iets dat ze echt kon vasthouden en dat ik dan vervolgens af kon pakken omdat de meeste mensen die ziek zijn of worden een gevoel van verlies ervaren met betrekking tot het leven dat ze tot dan toe kenden. Als ik bij machte was om de lepels af te pakken zou ze weten hoe het voelt als iemand of iets, en in dit geval Lupus, die macht heeft.

Mijn vriendin pakte de lepels enthousiast vast. Ze had geen idee waar ik mee bezig was, maar was altijd in voor een geintje en ik vermoed dat ze dacht dat ik weer een soort grap maakte, zoals ik normaal gesproken zou doen als we praten over gevoelige onderwerpen. Ze had er nog geen idee van hoe serieus ik zou worden…

Ik vroeg haar om haar lepels te tellen. Toen ze vroeg waarom zei ik haar dat je, als je gezond bent, er van uit gaat dat je een oneindige hoeveelheid “lepels” tot je beschikking hebt. Maar wanneer je ineens je dagen zorgvuldig moet plannen moet je precies weten hoeveel “lepels” je hebt om van uit te gaan. Het is geen garantie dat je niet nog wat lepels onderweg verliest, maar het helpt in ieder geval om te weten waar je vanuit
kan gaan. Ze telde: 12 lepels. Ze lachte en zei dat ze er meer wilde. Ik zei nee en wist meteen toen ze teleurgesteld reageerde dat dit kleine spel zou werken. En we waren nog niet eens begonnen! Ik wil al jaren lang meer “lepels” en heb nog steeds geen manier gevonden om er meer te krijgen, dus waarom zou zij ze wel krijgen? Ik vertelde haar ook dat ze zich altijd bewust moest zijn van het aantal lepels dat ze nog had en dat ze de lepels ook niet mocht laten vallen, want ze mocht niet vergeten dat ze nu Lupus heeft en dus spaarzaam met de lepels om moet gaan.

Ik vroeg haar naar haar lijst van activiteiten voor die dag, inclusief de allereenvoudigste. Terwijl ze haar dagelijkse taken en leuke dingen die ze te doen had afratelde legde ik uit hoe elk van deze bezigheden haar een lepel zou kosten. Toen ze meteen over het op weg gaan naar haar werk begon, onderbrak ik haar en pakte een lepel af. Ik vloog haar zowat aan. Ik zei: “Nee! Je staat niet zomaar op! Je moet je ogen openen en tot de
ontdekking komen dat je te laat bent. Je hebt die nacht niet goed geslapen. Je moet uit bed kruipen en dan moet je voor jezelf iets te eten maken voordat je iets anders kan doen, want als je dat niet doet, kun je de medicijnen niet innemen en als je die medicijnen niet inneemt kun je net zo goed al je lepels voor die dag, en voor de volgende, opgeven!” Ik pakte snel een lepel af en ze realiseerde zich dat ze nog niet eens aangekleed
was. Douchen kostte een lepel, alleen maar voor het wassen van haar haren en het scheren van haar benen. In werkelijkheid zou dat wassen en scheren zo vroeg in de dag wel eens meer kunnen kosten dan die ene lepel, maar ik liet het maar gaan. Ik wilde haar niet meteen bang maken. Aankleden kostte weer een lepel.

Ik hield haar even tegen en bracht elke kleine stap in het proces ter sprake om haar te laten zien hoe elk klein detail doordacht moet worden. Je trekt niet zomaar wat kleren aan als je ziek bent. Ik legde uit dat ik moet bekijken wat voor kleren ik daadwerkelijk kan dragen: Als mijn handen zeer doen zijn knopen uit den boze. Als ik blauwe plekken heb moet ik iets met lange mouwen dragen, als ik koorts heb moet ik een warme trui aan en ga zo maar door. Als mijn haar uitvalt heb ik meer tijd nodig om er presentabel uit te zien. En dan moet je er ook nog 5 minuten bij tellen die je nodig hebt om je boos of verdrietig te voelen omdat dit alles 2 uur heeft moeten duren.

Ik denk dat ze het door begon te krijgen toen ze theoretisch nog niet eens onderweg naar haar werk was en nog maar 6 lepels over had. Op dat moment legde ik haar uit dat ze de rest van haar dag zeer zorgvuldig moest kiezen, want als je lepels weg zijn, zijn ze ook echt weg. Soms kun je een paar lepels van de volgende dag lenen, maar besef dan hoeveel moeilijker morgen zal zijn als je al begint met minder lepels! Ik moest ook
uitleggen dat iemand die ziek is altijd leeft met de dreigende gedachte dat morgen de dag kan zijn waarop je een kou vat, een ontsteking oploopt of wat dan ook dat voor jou heel gevaarlijk kan zijn. Dus je wilt de lepels niet zo verbruiken dat ze schaars worden, omdat je nooit zeker weet wanneer je ze echt nodig hebt. Ik wilde haar niet ontmoedigen, maar ik moest realistisch zijn en jammer genoeg is voorbereid zijn op het ergste een onderdeel van een normale dag voor mij. We namen de rest van de dag door en langzaam aan leerde ze dat het overslaan van een lunch haar een lepel zou kosten, net als een staanplaats in de trein, of zelfs te lang doorwerken op haar computer. Ze was gedwongen om keuzes te maken en op een andere manier over dingen na te denken. Theoretisch moest ze zelfs de keuze maken om maar geen boodschappen te doen, zodat ze die avond in ieder geval nog kon eten.

Toen we aan het einde kwamen van haar doe-alsof-je-Lupus-hebt-dag, zei ze dat ze honger had. Ik hield haar voor dat ze moest eten, maar nog slechts 1 lepel had. Als ze zelf zou koken zou ze niet meer voldoende energie hebben om de vaat te doen. Als ze uit eten zou gaan zou ze te vermoeid kunnen zijn om veilig naar huis te rijden. Toen legde ik ook nog uit dat ik niet de moeite had genomen om in dit spel te verwerken
dat ze zo misselijk zou zijn dat koken waarschijnlijk toch uit den boze was. Dus besloot ze soep te maken; dat was gemakkelijk. Toen zei ik dat het pas 7 uur was. Je hebt de hele avond misschien nog maar 1 lepel over. Je kunt daarmee iets leuks gaan doen, je kamer schoonmaken of wat andere dagelijkse dingen, maar je kunt het niet allemaal doen.

Ik heb haar zelden emotioneel zien worden, dus toen ik zag dat ze aangeslagen en ontdaan was wist ik dat ik waarschijnlijk tot haar door was gedrongen. Ik wilde natuurlijk niet dat ze ontdaan zou zijn, maar tegelijkertijd deed het me goed dat eindelijk iemand me een klein beetje begreep. Ze had tranen in haar ogen en vroeg zachtjes: “Christine, hoe doe je het? Moet je dit werkelijk elke dag zo doen?” Ik legde haar uit dat de ene dag de andere niet was en dat sommige dagen erger waren dan andere: op sommige dagen heb ik ook meer “lepels” dan op andere. Maar ik kan het nooit achter me laten en nooit vergeten, ik moet er altijd bij nadenken. Ik gaf haar een lepel die ik stiekem achter de hand had gehouden. Ik zei eenvoudigweg: “Ik heb leren leven met een extra lepel op zak, als reserve. Je moet altijd voorbereid zijn.”

Het is moeilijk. Het aller moeilijkste dat ik ooit heb moeten leren is het langzamer aan moeten doen en niet alles te willen doen. Hier vecht ik tegen, elke dag weer. Ik haat het gevoel buitengesloten te zijn, de keuze te moeten maken tussen thuis blijven of niet de dingen te doen die ik had willen doen. Ik wilde dat ook zij die frustratie zou voelen. Ik wilde dat ze het zou begrijpen. Dat alles wat iedereen doet zo vanzelf lijkt te gaan, maar voor mij zijn het 100 kleine taken in één. Ik moet stilstaan bij het weer, mijn temperatuur die dag en alle plannen voor die dag, voor ik ook maar iets kan gaan doen. Terwijl andere mensen gewoonweg dingen kunnen doen, moet ik erbij stilstaan en plannen alsof ik een strategie ontwikkel voor een oorlog. Het verschil tussen ziek of gezond zijn zit hem in de levenshouding. Het is de wonderbaarlijke vrijheid om niet na te hoeven denken, maar gewoon te doen. Ik mis die vrijheid. Ik mis de vrijheid om nooit meer “lepels” te hoeven tellen…

Hierna waren we even emotioneel en praatten er nog even over door. Ik voelde dat ze verdrietig was. Misschien had ze het eindelijk door. Misschien realiseerde zij zich ook dat ze nooit echt en eerlijk zou kunnen zeggen dat ze het begrijpt. Maar nu zou ze tenminste niet meer zo klagen wanneer ik weer eens een avond niet mee uit eten kan, of wanneer ik nooit eens bij haar langs lijk te komen en zij altijd bij mij langs moet komen. Ik gaf haar een knuffel toen we het cafetaria uitliepen. Ik had de ene lepel nog in mijn hand en zei: “Maak je geen zorgen. Ik zie het als een zegening. Ik ben verplicht om over alles wat ik doe na te denken. Weet je hoeveel lepels mensen dagelijks verspillen? Voor mij geen verspilde tijd, of verspilde “lepels”, ik kies er voor om mijn tijd met jou door te brengen.”

Elke keer sinds die avond heb ik de lepeltheorie gebruikt om mijn leven uit te leggen aan andere mensen. Mijn familie en vrienden refereren zelfs vaak aan de “lepels”. Het is een codewoord geworden voor wat ik wel en niet kan. Als mensen de lepeltheorie begrijpen lijkt het of ze mijbeter begrijpen, maar ik stel me voor dat ze ook hun eigen leven ook een beetje anders beleven. Ik denk dat het niet alleen bruikbaar is om Lupus te begrijpen, maar voor iedereen met een beperking of een ziekte. Hopelijk zien ze nu niet meer zo veel van hun normale leven als vanzelfsprekend.

Ik geef zowel letterlijk als figuurlijk een stukje van mezelf als ik iets doe. Het is een onderons grapje geworden. Ik sta er bekend om dat ik grappend tegen mensen zeg dat ze zich speciaal mogen voelen als ik tijd met ze doorbreng, omdat ze één van mijn lepels bezitten.”

Comments (19)



Update

Toen ik eind 2005 een kleine hartaanval kreeg, werd mij verteld dat ik het moest zien als een waarschuwing van mijn lichaam. Teveel stress is voor niemand gezond en ik had overduidelijk al jaren overmatig te veel stress. Bovendien rookte ik en had ik fiks overgewicht, ook iets om mee aan de slag te gaan. Maar de nadruk werd vooral op de stress gelegd, daar moest ik het eerste en het hardst aan werken.

Op zich heb ik die waarschuwing wel te harte genomen. Of althans, dat geprobeerd. Het ging niet zo best. Afvallen lukte maar niet, stoppen met roken wilde ik niet genoeg om het te laten slagen, hulp was nergens te vinden. En de stress, die zat weliswaar in mij maar kwam oorspronkelijk van buitenaf. Gebeurtenissen die gebeuren, waar ik weinig tot geen invloed op uit kon oefenen. Ziekte van mijzelf, ziekte bij mensen die me lief waren, sterfgevallen en meer.

Uiteindelijk werd de stress niet minder maar meer en in 2009 groeide het finaal boven mijn hoofd. Ten eerste had ik ineens een diagnose in handen die vertelde dat ik niet zeventien jaar een psychisch onbenul en parasiet was geweest maar dat ik iets simpels mankeerde wat elke arts, specialist en lab over het hoofd had gezien: enkele vitamine tekorten. Enerzijds positief: ik kon behandeld worden en al zou ik waarschijnlijk niet meer geheel genezen, zou ik best flink kunnen verbeteren. Anderzijds een kopstoot: was dat zeventien jaar eerder getest had ik kunnen blijven werken, mijn dubbele studie af kunnen maken, was ik niet in de WAO gestrand, had ik mijn leven kunnen leiden, ambities waar kunnen maken of het minstens kunnen proberen en was mijn lichaam niet tot de grond toe afgebroken geraakt. Had ik niet zeventien jaar lang hoeven vechten tegen vooroordelen en veroordelingen, me niet nachten lang af hoeven vragen of ik niet toch gewoon psychisch niet goed bij was. Was ik na twintig gewoon eenentwintig geworden in plaats van tachtig.

Toch woog het positieve van het geheel natuurlijk wel op. Maar ‘ten eerste’ suggereert een tweede gebeurtenis. Vier januari 2009 pleegde mijn vader zelfmoord. Mijn wereld stortte compleet in elkaar maar daarbij bleven de brokstukken maar vallen. De politie vergat ons op te vangen, slachtofferhulp werd geweigerd, de begravenisondernemer maakte een nachtmerrie van de crematie, een familielid gaf me mentaal een klap op mijn bek na, de notaris bedroog me en de administratieve rompslomp ging meer fout dan iets anders. Een opsomming van feitjes, ik kan niet in woorden uitdrukken welke gevoelens er hier achter schuil zijn gegaan.

Ik heb het een klein jaar volgehouden. Doorgaan, mijn behandeling starten, regelen en organiseren, doorgaan, hulp zoeken die ik niet kreeg, iets aan mijn conditie doen, drieentwintig kilo afvallen, doorgaan, het huis uit de erfenis verkopen, de erfenis afhandelen, doorgaan, doorgaan, doorgaan. Ik zou me er niet onder laten krijgen. Ik zou het beste uit mijn behandeling en mezelf proberen te halen. Ik zou alles afhandelen zo goed als ik kon. Ik zou godverdomme gelukkig proberen te worden, in weerwil van alles.

Eind 2009 kreeg ik een tweede hartaanval. Een kleine weer maar toch. Een tweede. Dus meer waarschuwingen, meer medicatie, meer onderzoeken en meer voorschriften. Na twee angstige maanden is uit onderzoek gebleken dat ik waarschijnlijk geen permanente schade heb maar deze keer moet ik op medicatie en onder controle blijven. In augustus draaien ze me opnieuw binnenstebuiten om te kijken hoe alles gaat.

Deze keer kwam de waarschuwing loeihard met gillende alarmbellen bij me binnen. In het ziekenhuis voelde ik al tot ik mijn haarwortels dat het niet meer ging. Ik was op, gesloopt, totaal vernield van binnen. Fysiek maar nog meer mentaal was ik volkomen gestrand. Ineens kon ik vrijwel niets meer. Durfde ook vrijwel niets meer. Zo bang voor welke stress of spanning dan ook, dat ik een gesprek over koetjes en kalfjes al niet meer aan kon. Eenmaal thuis zonk het nog meer in: ik kón niet meer. Een huilend brokje angst was er nog over.

Inmiddels zijn we bijna zes maanden verder en gaat het wel wat beter met me. Fysiek valt het wat tegen, mijn vitamine huishouding is opnieuw overhoop gaan liggen dit jaar. Maar daar is wat aan te doen en het zal uiteindelijk wel recht trekken. En mentaal tja, negeer ik gewoon alles wat slecht voor me is. Kijk beperkt nieuws, praat weinig over negatieve onderwerpen, probeer nergens meer boos om te worden en zoek alleen op wat ik leuk vind. Alles wat me niet bevalt, mijn eigen zorgen incluis, gooi ik voortdurend het raam uit. Daarmee verwerk ik absoluut niets, bewust ban ik ook alle verdriet zoveel mogelijk weg. Natuurlijk weet ik wel dat ik dat niet eeuwig kan volhouden maar voorlopig moet het even zo. Deze keer moet en wil ik alleen maar tot rust komen, vrolijker worden en heel veel los en achter me laten.

Vandaar dat er weinig schrijfsels zijn verschenen hier en dat zal voorlopig nog wel zo blijven denk ik. Eerst mezelf weer in elkaar sleutelen, dan komt het schrijven ook wel weer.

Comments (17)



Vallen en opstaan

Toen de deur naar mijn toekomst op een kiertje open sprong, sloot mijn vader definitief de deur naar de zijne. Eerlijk gezegd heb ik het aan mijn omgeving te danken dat ik mijn deur niet ook dicht heb gegooid. Alsnog naar de internist, omdat mijn schoonouders de afspraak gewoon maar voor me verzet hadden, mijn vriend al vrij genomen had om mee te gaan, vrienden en familie me elke dag herinnerden dat ik dit door moest zetten. Ik kon de man niet eens vertellen wat mijn klachten waren, geheugen verdronken in verdriet en shock.

Het werd nog moeilijker na mijn eerste B12 injectie. Ik voelde me enkele uren zo goed, meer levend. Beleefde alles om me heen meer intens. De aanvankelijke euforie maar ook het afschuwelijke gemis. De tegenstelling volslagen bizar: niet wetend hoe ik nou verder moest terwijl ik werd vol gepompt met levenslust. In mijn hoofd bezig met dood terwijl mijn hersenen juist meer tot leven kwamen.

Werd er ook overal mee geconfronteerd. Alsof alle beste wensen voor een gelukkig nieuwjaar nog niet erg genoeg waren geweest, vertelden mensen me dat ik er zo goed uitzag. “Het gaat goed met je he, ik zie het aan je”. Onwetend lief bedoeld maar zo intens pijnlijk. Ik wilde er niet goed uit zien, ik wilde ogen zoals ik me voelde, volslagen naar de klote.

Toch, het gaat nu ietsje beter. Langzaam komt het besef dat de tegenstelling er alleen is in mijn emotionele leven maar niet feitelijk bestaat. Mijn behandeling staat los van de keuze die mijn vader heeft gemaakt uit het leven te stappen. Dat ik me soms beter voel laat nog steeds ruimte voor verwarring en verdriet. Geeft zelfs meer ruimte voor verdriet misschien, doordat ik er met hernieuwde kracht een klein beetje beter tegen bestand ben.

Het is vallen en opstaan ..

Comments (13)



Oud en Nieuw

Goed, terugkijkend op afgelopen jaar kan ik u verzekeren dat geen enkel goed voornemen het gehaald heeft. Ik ben absoluut niets afgevallen (ook niet aangekomen, het blijft een apart fenomeen), rook nog steeds, hou alweer geen agenda meer bij en ben nog net zo chaotisch ende rommelig als voorheen. Zaken die ik me niet meer voorgenomen had, vonden dan weer wél plaats. Zo lijk ik heel aardig door mijn depressie heen gekomen te zijn, is mijn vrienden- en kennissenkring uitgebreid (goh, zou het wat met elkaar te maken hebben), heb ik mijn oude (mentale) stevigheid plots teruggevonden, bezie ik alles wat luchtiger en het allerbelangrijkste, ligt er zomaar een heuze uitslag van een heus gezondheidsprobleem op mijn buro waar gewoon écht wat mee te doen is. Concreet, zwart-op-wit, niets omstredens aan. Als je het niet meer verwacht …

Het zal u dan ook niet verbazen, ik ben nu vooral voornemens behandeld te worden! Rechts of linksom, al moet ik er mensen voor slopen, geen kluitjes riet, kastjes naar muren of vertwijfeling meer. Waar het schip strand weet niemand maar ik zal toch minstens een slootje over komen!

U nog iets in de planning toevallig?

Comments (11)



Powered by WordPress & theme based on Lovecraft