Zelfmoord op spoor vaakst in Nederland, kopte de Volkskrant afgelopen week (in een overigens erg lelijke kop, maar dat terzijde). Want in verhouding op het aantal verreden kilometers, blijkt dat in Nederland vaker voor de trein gesprongen wordt dan in omringende landen.

Je zou denken – tenminste, ik wel – dat na zo’n schrikbarend feit diepgravend onderzoek gedaan wordt naar de reden van deze zelfmoorden. Is het niet om te achterhalen waarom deze mensen zelfmoord plegen, dan toch om er achter te komen waarom het onder suicidalen zo populair is een machinist een trauma te bezorgen. Zo niet voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Zij gissen op dat departement gewoon een eind weg naar de redenen en die kunnen ook niet oppervlakkiger. Alsof het aanwezig zijn van de mogelijkheid noopt tot zelfdoding:  

“De Inspectie Verkeer en Waterstaat verklaart de koppositie uit het fijnmazige spoornetwerk in Nederland. ‘Je zit bij ons altijd dicht op het spoor, dat trekt mensen aan die suïcidaal zijn . In landen met minder rails kiezen zelfmoordenaars voor een flatgebouw om vanaf te springen’”

Vervolgens wordt een en ander verder weggemoffeld met de uitspraak dat Nederland een ongeluk op het spoor ‘sneller als zelfmoord registreert’ en dat we dát zien in de eigenlijk te hoge statistieken. Ach ja, een ongelukje of een zelfmoord, wie ziet het verschil?!

Eigenlijk denk ik dat uit dit onderzoek vooral blijkt hoe vreemd er in Nederland omgegaan wordt met zelfmoord. Terug te herkennen in de ‘oplossingen’ die de NS heeft gezocht. Zij menen zelfmoord op het spoor tegen te gaan met hekwerken, struiken, lampen en camera’s. Alsof de suicidaal zal denken ‘oew een hekje, laat ik dan maar kiezen voor het leven’.