“Goedemiddag, met die-en-die van apotheek zus-en-zo. U heeft voor medicatie x via de huisarts een merkrecept gekregen wat buiten het preferentiebeleid valt. Maar nu is dat merk uit de handel genomen en dus niet meer verkrijgbaar. We kunnen u wel een ander merk meegeven. Is dat een probleem, denkt u? Het is hetzelfde middel hoor”
Het blijkt dat dit middel van deze fabrikant – zoals meer middelen van verschillende fabrikanten – uit de handel is genomen om puur economische redenen. Als medicatie van betreffende fabrikant niet onder het preferentiebeleid valt, is het simpelweg niet rendabel meer om deze te blijven produceren.En zolang er maar een variant van het middel beschikbaar blijft, is het ‘goed’ en kraait er geen haan naar. Ondanks dat verzekeraars en apothekers graag beweren dat alleen het doosje er anders uit ziet maar de werkzaamheid heus, zeker weten, echt waar hetzelfde is, kan hetzelfde middel van een andere fabrikant vervelend genoeg wel degelijk bijwerkingen geven en zelfs slechter werkzaam zijn. Omdat het hoofdbestanddeel in iets andere dosering aanwezig kan zijn in het middel en/of omdat de gebruikte hulpstoffen flink kunnen variëren per fabrikant. En zo kan het inmiddels gebeuren dat een patiënt de medicatie die goed verdragen wordt, ziet verdwijnen en het merk wat nog beschikbaar is niet verdragen wordt.
Ik vrees dat dit probleem alleen maar uit zal breiden. Immers aan de ene kant staan bedrijven die zich stevig hebben weten te nestelen binnen het preferentiebeleid van zorgverzekeraars. Zij zijn verzekerd van een vaste stroom aan inkomsten wat het tevens makkelijker maakt met de prijs van weer andere middelen te spelen, zodoende als goedkoopste uit de bus te komen en daarmee eveneens onder het preferentiebeleid aan te schuiven. Aan de andere kant staan de bedrijven die net buiten dit voorkeursbeleid vallen. Voor hen raakt de productie van bepaalde geneesmiddelen onrendabel en zal bovendien de ruimte om met prijzen te schuiven kleiner worden, waarmee de kans onder het preferentiebeleid te vallen alleen maar afneemt. Zo is het mogelijk dat van vele medicijnen uiteindelijk een of twee fabrikanten overblijven. De patiënt heeft het nakijken.
Zo’n patiënt ben ik nu dus ook. De huisarts schrijft tenslotte geen merkrecepten uit omdat ik het doosje mooier bij de kast vindt kleuren. Niet bestand tegen een aantal hulpstoffen, kan ik op dezelfde medicijnen van verschillende fabrikanten nogal wisselend (en uiterst beroerd) reageren. Behept met een maagafwijking waar bij mijn vader nog stevig geopereerd moest worden, was ik in de gelukkige positie dat er inmiddels protonpomp remmers (maagzuur remmers) waren uitgevonden. Nadat het patent van omeprazol (toen nog alleen Losec) werd vrijgegeven, kostte het al aardig wat moeite er een te vinden waar de bijwerkingen binnen de perken bleven en de baat voor de last bleef uit wandelen. En die kan ik nu dus niet meer krijgen. Vrijdag kreeg ik daarom de best vergelijkbare mee en tot mijn opluchting zag ik dat er precies dezelfde hulpstoffen in verwerkt zitten als het vorige merk. Wonderbaarlijk loop ik sindsdien echter toch rond met opgezwollen lippen, handen en benen, benauwdheidsklachten, rood gekleurd oogwit, wazig zicht, pijn en hevige vermoeidheid rond. Een beetje googelen leerde dat dit inderdaad onder zeldzame bijwerkingen valt. Er is dus toch ‘iets’ anders dan bij de vorige fabrikant en de bijwerkingen dusdanig dat ik hier niet mee kan doorkachelen.
Frappant is dat ik bij uiteenlopende medicatie van deze laatste fabrikant, vaak dezelfde bijwerkingen heb opgelopen. En laat het nu net deze fabrikant zijn die met steeds meer middelen gebeiteld zit onder het gevoerde preferentiebeleid. Lang leve de marktwerking in de zorg …